DICHTER BIJ RAALTE: BRIEF THIJS POELHEKKE

Hieronder leest u de integrale tekst van Thijs Poelhekke, inclusief een sprookje en zijn 1e dorpsdichtersgedicht gedicht ‘Gemeentegrens’ (bron Stentor). Ik vind dat de nieuwe Dorpsdichter een eerlijke kans moet hebben, hij is genomineerd, hij is gekozen, hij zal het anders doen dan Gert en ik. Toen ik 6 jaar geleden, als vrijwilliger bij RTVRaalte. de eerste gedichtendag organiseerde, kwamen er slechts 6 mensen uit de gehele gemeente een gedicht voordragen, een jaar later waren het er 21. Ik wist van mijzelf dat ik niet de beste dichter was, maar vond het mooi dat er in Raalte een Dorpsdichter zou komen, wie het dan ook zou zijn. Heb er toen ik 4 jaar geleden in de wedstrijd voor de 1e Dichter bij Raalte hard mijn best voor gedaan en werd uiteindelijk de eerste Dichter bij Raalte. Een mooie taak, die mijn hart had en waarvoor ik me, ondanks mijn terugkomende kanker voor heb uitgesloofd. (zie al mijn dorpsdichtersgedichten) Omdat ik dicht bij de harten van de mensen bleef, kreeg ik erg veel good-will, zette het dorpsdichterschap op de Raalter-kaart, waarmee ik blij ben. Thijs gaat het anders doen, net zoals Gert het anders deed. Ik wens hem SUKSES! Daarom hier de brief die Thijs via de Stentor aan de Raalter gemeenschap schreef integraal en zonder commentaar, omdat u hem echt moet leren kennen, Benne Solinger Reageren kan: Klik hier om een e-mail te sturen.

Hallo allemaal,

Ik kan u heus beloven dat ik het dorpsdichterschap serieus neem voor zover het dat verdient, maar ook dat ik mezelf niet serieuzer zal nemen dan ik ooit deed. De bezwaren die ik tegen de procedure omtrent de verkiezing van dorpsdichter en de inhoud van het begrip uitte, staan nog fier overeind.

Dorpsdichter van de gemeente Ik kom uit Heino, waar het oude gemeentehuis troosteloos wijst op de tijd dat Heino een zelfstandige gemeente was. De samenvoeging met de gemeente Raalte had nogal wat voeten in aarde, maar uiteindelijk veranderde er zo ongeveer niets. In het regeerakkoord tussen VVD en PvdA staat dat
gemeentes straks minstens honderdduizend inwoners moeten hebben, dus de gemeente Raalte is eveneens ten dode opgeschreven. Maar ook dan zal er maar weinig veranderen aan wat het leven in een dorpje hier de moeite waard maakt. Het is voor mij in ieder geval onmogelijk een diepe verbondenheid te voelen met de gemeentegrens. Toch is het dorpsdichter van de hele gemeente Raalte.
De vorige dorpsdichter gaf daar invulling aan door over ieder dorp in de gemeente een gedicht te schrijven. Ik zie het sowieso niet zitten om hem dat na te doen, maar bovendien moet ik u eerlijk bekennen dat ik al in geen jaren in Laag-Zuthem ben geweest en waarschijnlijk niemand uit Nieuw-Heeten ken.

De procedure

Toen ik zei dat het niemand interesseert wie de dorpsdichter zou worden, wist ik ook wel dat het belang van een gedicht niet te meten valt aan hoeveel mensen het willen lezen, maar toch: vande ongeveer 35.000 inwoners hebben er dit jaar 300 (de vorige keer ruim 800 voor zover ik mij kan herinneren bs) hun stem uitgebracht. Dit zijn hoofdzakelijk sympathiestemmers, dus mensen die op hun buurman of vriend stemmen omdat ze het leuk vinden dat hij meedoet. Verder komt er natuurlijk ook nog een aantal stemmers uit andere gemeentes, dus ik schat dat er zo’n 45 Raaltenaren daadwerkelijk hun stem hebben uitgebracht op basis van niets dan hun interesse in het begrip dorpsdichter en de inzending van de kandidaten. Dat is te weinig voor een eerlijke verkiezing (en misschien is het verstandig om eens na te denken over een beslissende jury die zich wel bekend maakt op het moment dat de inschrijving geopend is, maar daar is nog tijd genoeg voor).
Dit alles bevestigt twee vermoedens, namelijk dat poëzie in de gemeente niet erg veel losmaakt, maar belangrijker nog, dat de liefhebbers van een goed gedicht ook wel doorhebben dat wat de dorpsdichter maakt niet tot de hoogtepunten van onze literatuur behoort. Tot die laatste categorie reken ik mezelf, en ik heb dan ook geen moeite om een tiental dichters op te noemen die mij meer interesseren dan de Raalter dorpsdichter, ook als ik dat zelf ben.

‘Een hoop gezanik, en ook nog meedoen dus.’
Hoewel deze kanttekeningen en mijn deelname misschien wat paradoxaal overkomen, is een dorpsdichter van Raalte die hier allemaal hartstochtelijk mee akkoord gaat en zichzelf tegelijkertijd uiterst serieus neemt, bedenkelijk kijkt en geen tegenspraak over zijn werk duldt pas echt tegenstrijdig. Ik heb aan de verkiezing meegedaan, simpelweg omdat ik nog twee jaar een dorpsdichter in de geest van Solinger of Katerberg, maar dan slechter, niet zag zitten, vooral omdat er in dat geval helemaal geen enthousiasmerende werking meer van de positie uit zou gaan en deze zichzelf zou opheffen. Natuurlijk wist ik vooraf niet zeker of er bij de inzendingen geen briljant
gedicht zou zitten, ik vermoedde het ernstig, en nog meer vanzelfsprekend is dat ik de titel graag zou hebben afgestaan als dat wel het geval geweest was, maar ik zag daar in alle eerlijkheid geen reden toe.

Vooruit met de geit
Ik heb niet de ambitie om als literair bevlogen student de indruk van getalenteerde jongeman te wekken, vandaar ook dat u vast geen bijdrages onder mijn naam zult vinden in schoolkrantjes en studententijdschriften. Ik ben er wel van overtuigd dat ik over enig gevoel voor literatuur beschik, maar weet ook nog niet of dat zich ooit zal uiten in een roman, een dichtbundel of wellicht zelfs een baantje als verzuurde recensent van een stervend dagblad. Natuurlijk doen gedichten me wat en heb
ik zelf ook wel eens wat geschreven, maar de ambitie om dat met Jan en alleman te delen ontbrak. Nou ja, dat doet het nog steeds eigenlijk, maar ik zal vanaf nu alles schaamteloos inleveren hoor.
Ik hoop dat ik u als dorpsdichter kan laten zien wat literatuur voor mij de moeite waard maakt (cursief bs), wat ik een goed gedicht vind en hoe ik daar op dit moment zelf gevolg aan geef. Ik zie het wel zitten om een dagje naar Nieuw-Heeten te gaan en daar eens rond te kijken, wie weet valt er nog wat te lachen en kunnen we als het echt feest wordt ook nog een gedichtje maken. En ik wil heus aan iedereen uitleggen waarom rapmuziek voor mij maar weinig te maken heeft met poëzie, of waarom ik eigenlijk tegen de meneer, die me na de uitreiking zei dat de jeugd te toekomst heeft, had willen vertellen dat ik dat maar een walgelijke uitspraak vind. En er komt nog wel een gedichtje, dat niet eens per se slecht hoeft te zijn. Om mijn goede wil te tonen presenteer ik hier alvast een voorzichtig beginnetje over de gemeentegrenzen, en een sprookje om voor te lezen, zodat uw kinderen een vrolijke dag beleven, mocht uw humeur inmiddels onder het nulpunt verdwenen zijn. Maar boven alles, laten we dan in godsnaam toch hopen dat ik alles wat de komende twee jaar verschijnt over een decennia of twee wegwuif als jeugdzondes.

Hartelijke groeten en hopelijk tot snel,
Thijs Poelhekke

PS
Ik wilde dit sturen omdat ik reeds het idee had dat er hier en daar behoefte was aan een verduidelijking mijnerzijds en het stuk dat deze ochtend in de krant verscheen (Stentor, 5 februari 2013) bevestigt dat op zijn zachtst gezegd een beetje. Dit stuk kan als reactie dienen, maar niet zonder dat ik mijn oprechte verbazing heb geuit over het volgende: ik houd inderdaad van een grap en mag graag mijn mening uiten door zaken cartoonesk voor te stellen, maar tegen iedereen die denkt dat ik twee jaar lang dolle pret kan hebben om het feit dat ik dorpsdichter ben, maar mijn Twitteraccount daarentegen bloedserieus neem, wil ik zeggen dat zij de plank niet veel verder hadden kunnen missen.
Ik heb nogal wat bezwaren tegen de vele deelnemers aan sociaal verkeer op internet die een personificatie van zichzelf opvoeren die stuitend eenzijdig hoogdravend en positief is en heb het idee dat de biografie op mijn Twitteraccount dit op alleraardigste wijze zeer duidelijk maakt. Aan eenieder die meer over mij wil weten raad ik stellig aan op normale manier contact op te nemen.

Gemeentegrens

Ik ben zo’n vijftien jaar geleden nooit Raaltenaar geworden.
Verdere veranderingen?

Wellicht wint onze burgemeester straks zijn honderdduizend.
Sowieso niet onbeduidend maar voor gemeentedichters
van levensgroot belang.

Ik ben dan liever nog negen dorpsdichters
voor even, want tastbaar is dat slootje of zeven,
en langer wordt te gek.

Thijs Poelhekke

De bittere vaart – een sprookje

Er leefden eens, in Japan, een land hier ver vandaan, drie broers.
De oudste broer, Hong Dim, was de sterkste jongen van het dorp, met spieren als staalkabels, en als men over hem sprak gebeurde dat vol ontzag: ‘Ongelofelijk, wat een sterke en gezonde vent is Hong Dim toch, ik zou wensen dat mijn zoon net zo sterk wordt als hij is’, zeiden de mensen.
De middelste, Hong Bim, was de slimste jongen van het dorp, met de hoogste cijfers van de school, en als men over hem sprak gebeurde dat vol ontzag: ‘Jemig’, zeiden de mensen, ‘wat is Hong Bim toch een verstandige jongen. Ik zou willen dat mijn zoon net zo slim wordt als Hong Bim is.’
Hong Sim was de jongste, een klein jongetje dat ronduit slap was, en ook op school niet hard zijn best deed. En áls de mensen al iets over hem zeiden was het nooit positief: ‘Hong Sim moet maar flink eten en goed naar de leraren op school luisteren, dan lijkt hij misschien nog wel eens op zijn broers.’ Maar Hong Sim was zijn moeders lieveling. ‘Oh Hong Sim, laat de mensen toch praten, ik zou niet eens willen dat je verandert’, zei moeder als ze dacht dat Hong Sim verdrietig was over wat de mensen zeiden.
Maar Hong Sim was niet verdrietig hoor, hij wilde helemaal niet op zijn broers lijken. Hij vond Hong Dim eigenlijk maar slap, omdat hij nooit zelf een beslissing durfde te nemen. En Hong Bim vond hij maar dom, omdat hij alleen hard leerde wat de meester hem vertelde, maar nooit zelf nadacht over of dat wel goed was. Maar gelukkig stond dit alles zijn liefde voor de grote broers niet in de weg!

De broers groeiden heel gelukkig op, samen met hun ouders. Moeder was een mooie, lieve vrouw die kon koken als geen ander en Hong Yim, de vader van het gezin, was de directeur van de Suzukifabriek in het dorp. Hij had een heel belangrijke baan en was voor het dorp bijna net zo belangrijk als de burgemeester, want heel veel vaders verdienden hun geld in de fabriek. Gelukkig maar dat Hong Yim veel aardiger was voor zijn personeel dan de vorige baas, die iemand om het minste of geringste ontsloeg, ook al kwam diegene maar één keertje te laat of was hij één dagje ziek.
‘Wat fijn dat Hong Yim de baas is van de fabriek’, zeiden de moeder van het dorp, ‘want hij is zo goed voor zijn personeel en omdat hij zo slim is gaat het heel goed met de fabriek. Je kunt wel zien dat Hong Bim zijn zoon is.’ En de vaders van het dorp zeiden: ‘Wat fijn dat Hong Yim onze baas is, want in de pauze speelt hij armworstelen met het personeel en hij wint zelfs van de grootste kerels in de fabriek. Je kunt wel zien dat Hong Dim zijn zoon is.’

Op een dag kwam er een hele grote bestelling binnen, die zo groot was dat de fabriek ook op de feestdag van het dorp open moest zijn. De werknemers jammerden en huilden, omdat ze zich zo verheugd hadden op hun vrije dag en lekker naar de kermis wilden. Hong Yim vond dit erg zielig voor de werknemers en dacht na over een oplossing. ‘Weet je wat jongens, gaan jullie maar naar de kermis, dan doe ik vandaag het werk wel in mijn eentje’, zei Hong Yim uiteindelijk tegen het personeel, dat hem vervolgens juichend op de schouders nam!
Maar op de feestdag bleek dat het werk teveel was en Hong Yim moest hard rennen van de ene lopende band naar de andere. En in de namiddag, toen hij toch bijna ál het werk in zijn eentje gedaan had, ging het mis: Hong Yim struikelde over een kabel en viel op de lopende band en verdween in de grootste machine van de fabriek. Dat overleeft zelfs zo’n sterke man als Hong Yim niet.

Toen de fabriek enkele jaren later failliet was gegaan, omdat de nieuwe directeur er een potje van maakte en sjoemelde met de papieren en ook Hong Dim, Hong Bim en Hong Sim zonder werk en geld zaten, had hun stiefvader een oplossing. Stiefvader? Ja, want moeder was opnieuw getrouwd met een man uit de stad. De broers vonden Wang Pong, want dat was zijn naam, helemaal niet zo aardig en heel streng. Dat was hij ook, maar hij deed toch zijn best voor de jongens.
‘Jongens,’ zei hij, ‘zoals jullie weten heb ik mijn hele leven op zee gewerkt om op walvissen te jagen en het is tijd dat ik met pensioen ga. Ik geef mijn boot aan jullie.’ Hong Dim en Hong Bim waren er heel blij mee, maar Hong Sim niet. ‘Ik zal nooit van mijn leven op walvissen schieten,’ zei hij, ‘ook al heb ik geen geld en geen werk.’ De jongens keken hem vreemd aan en moeder moest huilen, maar Hong Sim zag het al niet meer, want hij liep weg van huis. Met zulke mensen wilde hij niets te maken
hebben.

‘Wat nou sterk, en wat nou slim,’ dacht Hong Sim over zijn broers. ‘Hoe sterk of slim kun je zijn als geld belangrijker is dan het leven van die mooie en onschuldige walvissen. Straks zijn er helemaal geen walvissen meer, en dan?!’
Hong Sim wist dat hij zijn broers nooit meer terug zou zien, maar hij huilde niet, hij wist wat hij zou doen: leraar worden op een basisschool, om de kinderen te leren wat écht belangrijk is in het leven. ‘Ik zal laten zien dat ware kracht niet in spieren als staalkabels zit, en ware intelligentie niet in hoge cijfers op school,’ dacht hij.

Hong Dim en Hong Bim werden samen de beste walvisvaarders van het land, omdat ze samen zo sterk en slim waren. Ze schoten talloze harpoenen in de flanken, koppen en staarten van even zoveel walvissen. De walvissen vochten voor hun leven, maar werden toch binnengehaald en afgemaakt.
Hong Dim en Hong Bim zaten ‘s avonds vaak helemaal onder het walvissenbloed, maar ze verdienden heel veel geld en kregen allebei al snel een beeldschone vrouw. Van Hong Sim hadden ze al jaren niets gehoord, totdat hun boot op een dag bezocht werd door een postduif met een kort briefje van hun broer.

Ik heb eens gezworen dat ik nooit een walvis zou schieten, en dat heb ik nooit gedaan. Ik heb een halfjaar op een basisschool gewerkt met strontvervelende kinderen die me het leven zuur maakten. Ik werd depressief, was elke dag dronken, gebruikte heel veel drugs en verdiende alleen geld als rijke mannen wilden betalen voor seks. Ik heb zoveel spijt, ik mis jullie en wacht op jullie in de haven. Hopelijk krijg ik een tweede kans. Groeten van jullie domme broer.

Hong Dim en Hong Bim vielen elkaar in de armen. Ze huilden omdat ze hun broertje zo gemist hadden en omdat het zo slecht met hem was gegaan, maar wat waren ze blij dat ze hem snel weer zouden zien. Ze keerden de boot direct om, want ze moesten nog een flink eind tot de haven en op
de terugweg spraken ze over de mooie tijd die hen te wachten stond.
Na tien dagen kwamen Hong Dim en Hong Bim in de haven, het waren de langste tien dagen van hun leven geweest. Ze renden rond, riepen en zochten uit alle macht, maar ze konden hun broer nergens vinden. Uiteindelijk, na lang zoeken, vonden ze Hong Sim in een oude loods, waar hij wasdoodgegaan van de kou.

Comments are closed.